Keynote verzorgd bij 50 jaar Srefidensi-event Vereniging Surinaams Bedrijfsleven
Dr. Gavin Ooft | 14 november 2025

Onze economie steunde de afgelopen vijftig jaar, en daarvoor al, op inkomsten uit grondstoffen.
De volgende vijftig jaar vereist een structuur om waarde te creëren.
Een economie waarin groei voortkomt uit hogere productiviteit, kennis en innovatie.
Dit is een fundamentele verschuiving en het daagt ons allen uit om onze manier van werken en denken te veranderen.

  1. Langetermijnevolutie (1975 – 2025)

1.1 Economische structuur

Bij de onafhankelijkheid in 1975 was ons land sterk gericht op de bauxietexport. Deze sector vertegenwoordigde toen eenderde van de omvang van onze economie. Landbouw — voornamelijk rijst en bananen — bosbouw en visserij waren samen goed voor circa 10 procent van het bruto binnenlands product (BBP). De overheid, gefinancierd door grondstofinkomsten en ontwikkelingshulp, verschafte 40 procent van de totale werkgelegenheid.

Kort na de onafhankelijkheid hadden de oliecrisis van 1979 en de daaropvolgende wereldwijde recessie een enorme impact op onze economie vanwege onze grondstofafhankelijkheid. Lokale energiekosten stegen en de mondiale vraag naar aluminium stortte in. Deze externe schok dwong de bauxietsector haar productie terug te schroeven.

In de jaren 80 werkte de politieke instabiliteit significant door op de economie. Enorme overheidstekorten waren het gevolg van het onvermogen om te gaan met de sterke terugval in de Nederlandse ontwikkelingshulp en in belastinginkomsten. Deze tekorten werden gedeeltelijk monetair gefinancierd. Het geldoverschot in de vroege jaren negentig zette de wisselkoers en lokale consumentenprijzen onder druk. In 1994 bereikte de jaarinflatie zelfs 590 procent en ondermijnde het
investeringsvermogen van bedrijven en de koopkracht van gezinnen. De instabiliteit werd in hetzelfde jaar beteugeld door een depreciatie van de wisselkoers, terwijl de meervoudige wisselkoersen werden samengevoegd.

Tegen het einde van de 20e eeuw werd de bauxietsector niet langer beschouwd als de kurk waarop de economie dreef. In de 21e eeuw vervingen de goud- en oliesector geleidelijk de bauxietsector als Suriname’s belangrijkste exportpijler. De kleinschalige goudwinning in het binnenland breidde zich snel uit, terwijl in 2004 de Rosebel Gold Mine in productie kwam. Tegelijkertijd kreeg Staatsolie een steeds grotere betekenis voor productie, overheidsinkomsten en werkgelegenheid.

In de beginjaren 2000 groeide onze economie gemiddeld met meer dan 4 procent per jaar — boven het regionaal gemiddelde. In 2004 introduceerde de Centrale Bank van Suriname de Surinaamse dollar.

Ondersteund door prudent monetair beleid, begrotingsdiscipline en hoge olie- en goudprijzen steeg het inkomen per hoofd van de bevolking fors.

Ondanks die groei bleef diversificatie uit; de welvaartsgroei was fragiel. Toen Suralco haar activiteiten staakte, kreeg onze economie te maken met forse tegenwind — wat de afhankelijkheid van de mijnbouwsector onderstreepte. De aluinaardeverwerking werd in 2015 praktisch stopgezet. Dalende wereldmarktprijzen, stijgende overheidstekorten en verlies aan vreemde-valuta-inkomsten verergerden de schok.

In 2020 kwam de ontwrichtende COVID-19-pandemie daar bovenop, met een historische krimp van 16 procent — één van de sterkste dalingen in de regio. De Surinaamse dollar deprecieerde sterk en consumentenprijzen verdrievoudigden in de daaropvolgende jaren.

In 2021 stapte Suriname in een herstelprogramma gericht op het herstel van extern evenwicht en het stabiliseren van de overheidsfinanciën. Dit omvatte maatregelen zoals herstructurering van de staatsschuld, afbouw van brandstofsubsidies, invoering van btw en bestuurlijke versterking.

In 2024 markeerde het investeringsbesluit voor het Gran Morgu-project een mijlpaal: de eerste stap naar grootschalige offshore-oliewinning.

1.2 Menselijke ontwikkeling

Alleen naar bbp kijken als maat voor welvaart is onvoldoende. Ontwikkeling gaat om mensen — om gelijke kansen en waardigheid — vooruitgang die voelbaar is in elk huishouden. De Human Development Index (HDI) biedt een breder perspectief met indicatoren voor gezondheidszorg en onderwijs.

Suriname staat op nummer 114 van 193 landen. Sinds 1975 leven we langer en is 90 procent van de bevolking geletterd. Toch blijft het verwachte aantal scholingsjaren laag: in 2023 slechts 11 jaar. Dat leerlingen gemiddeld niet verder komen dan het VOJ-niveau vormt een structurele uitdaging voor bedrijfsleven en economische ontwikkeling.

Daarnaast blijft de geografische ongelijkheid aanzienlijk. De kustregio, vooral Paramaribo, profiteert van betere inkomens en voorzieningen, terwijl het binnenland te kampen heeft met achterstanden in onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid en andere ontwikkelingskansen.

1.3 Arbeidsmarkt, vaardigheden en inclusie

Decennialang werkten veel Surinamers in traditionele sectoren zoals landbouw, visserij en informele handel. Na de onafhankelijkheid trokken velen, ook hooggeschoolden, naar Nederland op zoek naar betere banen en sociale zekerheid. In Suriname koos men vaak voor de publieke sector.

Het onderwijssysteem sloot niet goed aan op de behoeften van de economie. Algemene vorming en voorbereiding op overheidsbanen domineerden, terwijl technische en beroepsopleidingen minder aanzien genoten. Door het hoge aantal schoolverlaters ontstond een mismatch in vaardigheden en bleef arbeidsproductiviteit achter, vooral buiten de mijnbouw.

  1. Risico’s voor de toekomst

Terwijl we terugkijken, moeten we ook vooruitzien naar de risico’s die onze toekomst bedreigen. De economie lijkt rustiger, maar blijft kwetsbaar. Korte-termijnrisico’s vragen om lessen uit het verleden, terwijl ook politieke risico’s aandacht vergen.

2.1 Macro-economische en schuldenrisico’s

Wisselkoersschommelingen en afnemende koopkracht blijven een zorg voor huishoudens en bedrijven. Voor ondernemers bemoeilijken ze langetermijnplanning en financiering. De hoge staatsschuld en rentelasten drukken op de overheidsfinanciën en bedreigen investeringen in onderwijs, zorg en infrastructuur.

2.2 Grondstofschokken en externe risico’s

Ons land blijft blootgesteld aan externe schokken — van goud- en olieprijsfluctuaties tot geopolitieke spanningen en klimaatschokken.

2.3 Financiële stabiliteit

Binnen de financiële sector blijven risico’s bestaan. Banken lopen kredietrisico’s wanneer huishoudens en bedrijven moeite hebben met terugbetaling. Institutionele beleggers zijn kwetsbaar voor inflatie- en wisselkoersrisico’s, terwijl mondiale kapitaalmarktschokken dekkingsgraden kunnen aantasten.

2.4 Cyberrisico’s

Cyberbedreigingen nemen snel toe en kunnen de bedrijfscontinuïteit ernstig onder druk zetten. Ze vormen een reëel risico voor de financiële sector, het bedrijfsleven en sleutel-instituten.

  1. De weg naar economische ontwikkeling

De risico’s zijn reëel, maar de kansen zijn groter — en dáár ligt onze kracht.
Wij moeten samen bouwen aan een waarde-economie: een economie die waarde creëert voor Suriname via sterke instituties, selectieve investeringen en innovatie.

3.1 Institutioneel kader en overheidsefficiëntie

De eerste pijler van de transitie is een betrouwbaar institutioneel kader. Een integere publieke sector, een verantwoordelijk bedrijfsleven en een alerte burgermaatschappij zijn samen de ruggengraat. De overheid moet efficiënt functioneren, met overschotten op de primaire rekening en draaglijke rentelasten die investeringen niet ondermijnen.

Sleutelinstituties zoals de Centrale Bank, het Spaar- en Stabilisatiefonds, het Planbureau, de Belastingdienst en toezichthouders moeten hun rol onafhankelijk van politieke cycli kunnen vervullen.

3.2 Investeren in menselijk potentieel

De tweede pijler is de gerichte ontwikkeling van menselijk potentieel.
Een waarde-economie vereist een gezonde beroepsbevolking met vaardigheden die nu en in de toekomst relevant zijn: digitale competenties, kunstmatige intelligentie, maar ook soft skills zoals leiderschap, creativiteit en kritisch denken.

3.3 Bedrijfssector als motor van waardecreatie

De derde pijler bent u — de private sector — als motor van de economie. Dit vraagt om toegang tot betaalbaar groeikapitaal en een gunstig ondernemingsklimaat.

Concrete kansen liggen in ecotoerisme, duurzame energie, kennisgedreven dienstverlening en agro-processing. Door publiek-private partnerschappen kunnen doelen versneld worden bereikt, steunend op de efficiëntie van het bedrijfsleven.

Slotwoord

Wanneer we vijftig jaar economische ontwikkeling samenvatten, zien we één rode draad:
zonder sterke instituties en diversificatie blijven wij kwetsbaar voor grondstofcycli.

Nu is het moment om te bouwen aan een strategie die richting geeft aan het Suriname dat wij voor ogen hebben — met specifieke, haalbare doelen voor zowel de private als de publieke sector, gevolgd door transparante monitoring en een kritische burgermaatschappij.

Een waarde-economie vraagt om transformatie, om investering in ons menselijk potentieel en om een vernieuwde manier van denken.

Wij bepalen samen welke economie wij zullen bouwen.
Ik feliciteer u met 50 jaar Srefidensi.

Download de presentatie hier: VSB Srefidensi Event – Dr. G. Ooft – 14 nov 25