“Als het mijn belasting was dan bleef het geld wel in mijn zak” mopper ik vaak terwijl ik mijn belasting aangifte indien. Dat is wel leuk, maar niet waar. Het is de belasting op mijn inkomen, en daarom gaat het naar de schatkist, en niet naar mijn zak. Zo is het ook met de BTW. Het is een indirecte verbruiksbelasting op het verbruik van de consument, en daarom betaalt zij het aan de leverancier die het afdraagt aan de schatkist. De Memorie van Toelichting bij het gewijzigd wetsvoorstel van 18 augustus 2022 (de MvT) beschrijft de BTW ook als een indirecte belasting. Een directe belasting wordt geheven van degene die wordt geacht de belasting te dragen.

Een indirecte belasting wordt geheven van een belastingplichtige die geacht wordt de belasting af te wentelen op een ander. Dit karakter van de belasting kan in wetgeving, maatschappelijke perceptie, en in de rechtspraktijk nog wel eens van belang zijn. Het is nuttig om te kijken naar de argumenten waarmee het ministerie van Financiën de veel bekritiseerde BTW vrijstelling op casino diensten verdedigt. De minister zei tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in De Nationale Assemblée dat casino’s zijn vrijgesteld omdat de BTW drukt op de consument en niet op de casinohouder, en de sector voorts haar eigen belastingregime van casinobelasting heeft en tevens 50% inkomstenbelasting betaalt over haar winst. De casinobelasting is volgens de Wet Casinobelasting 2002 een “directe belasting”. Het maandelijks tarief (SRD 6,000 per tafel en SRD 800 per speelautomaat) was laatst vastgesteld in 2011.

De MvT beschrijft de casinobelasting overigens als een “indirecte belasting”. Dat is mijns inziens correct, aangezien de casinohouder geacht wordt de belasting in rekening te brengen aan de casinobezoeker. De classificatie als directe belasting in de Wet Casinobelasting 2002 lijkt mij meer op organisatorische doelen dan rechtskarakter te zijn geschoeid. Het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen kan onduidelijk en tegenwoordig merendeels organisatorisch en academisch zijn, maar de argumentatie van het ministerie van Financiën illustreert de relevantie voor de heffingsgrondslag. Dit onderscheid heeft overigens wel eens een rol gespeeld in disputen over de maatstaf van heffing (wat is betaald versus wat is ontvangen) of ongerechtvaardigde verrijking (wat is ontvangen versus wat moest worden ontvangen). Als wij zoals de MvT aannemen dat de casinobelasting een indirecte verbruiksbelasting is, dan houdt de argumentatie van de minister in dat BTW niet mag drukken op goederen en diensten die al onderworpen zijn aan een bijzondere verbruiksbelasting (accijns), zoals frisdrank of casinodiensten. Maar dat is niet waar. Het casinobelasting-tarief was laatstelijk gewijzigd in 2011, maar de frisdrank accijns tarieven worden maandelijks bijgesteld door de Centrale Bank van Suriname. In de periode 2012-2021 heeft de schatkist SRD 269 miljard aan casinobelastingen, versus SRD 436 miljard aan alcoholvrij accijns ontvangen. Het ministerie haalt de casinobelasting aan als reden om casinodiensten vrij te stellen van BTW, maar frisdranken zijn normaal onderworpen aan omzetbelasting en BTW. Die belastingen lopen niet alleen samen met de accijns, maar worden ook nog berekend op de accijns. Als een frisdrank 15 SRD kost en nog 5 SRD accijns draagt, dan is 10% BTW niet SRD 1.50 maar SRD 2.00. Het argument dat een accijns in de weg staat aan BTW heffing is dus niet steekhoudend.

De BTW en de accijns drukken beiden op de consument. Dat is één van de redenen waarom een herziening van de accijnzen noodzakelijk is bij de invoering van de BTW. Als je de casinobelasting ziet als een directe belasting, dan drukken zowel de casino belasting als de inkomstenbelasting op de het inkomen van de casinohouder. Maar dat is dan ook haar belasting, ongeacht het tarief. Alle andere belastingplichtige ondernemers betalen ook hun eigen belasting, en brengen BTW in rekening aan de consument die zij afdragen aan de schatkist. De BTW drukt immers op de consument, en de directe belastingen drukken op het inkomen van de casinohouder. Ook dit argument is daarom weinig steekhoudend. Deze discussie stelt een valsheid bloot in het veel geloofde streven in Suriname om belastingheffing te verschuiven van inkomen naar verbruik. Zelfs bij het ontwerpen van een algemene verbruiksbelasting willen (lobbyisten bij) het ministerie heel wat verbruik, dat vaak ook typerend is voor de informele sector en rijkere consumenten, vrijstellen van BTW of zelfs subsidiëren met maandelijkse BTW teruggaven.

Het ministerie verwijst graag naar basisgoedreen wanneer de belastingsubsidies en vrijstellingen worden bekritiseerd, maar dat zijn slechts de kruimels die worden uitgedeeld terwijl de hele bakkerij aan anderen wordt gegeven, ten koste van een hoger tarief op algemene consumpties. Wiens inkomen en wiens verbruik gaan wij belasten, is de vraag. 

Ontvang De Nieuwslijn van de VSB

* indicates required

Ontvang Onze Nieuwslijn

* indicates required